afb. P. Coustain, 1481
Vóór het jaar 1629, zijnde het jaar waarin de stad Den Bosch aan de Staatschen overging, schijnen er geene andere rouwborden in de St. Janskerk gehangen te hebben dan dat van Philips II, Koning van Spanje en hertog van Brabant en dat van Aartshertog Albert van Oostenrijk. Het rouwbord van Koning Philips II hing boven het hoogaltaar tegen den Oostelijken muur van het hoogkoor der kerk en was er van wege de stad Den Bosch opgehangen bij gelegenheid van de uitvaart, welke 8 November 1598 in die kerk voor de rust zijner ziel op last van den Kanselier en de Raden van de Aartshertogin Isabella gehouden was1 en bijzonder luisterrijk moet geweest zijn2. Blijkens de Beschrijving van Den Bosch van Van Heurn, die alleen maar in handschrift bestaat en thans berust in de verzameling handschriften van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, was aan het bovenste lijstwerk van dit bord aangebracht het wapen van Koning Philips II, dat omhangen was met de ridderorde van het Gulden Vlies en waaronder de navolgende datum zijner uitvaart stond:
Idibus Septemb. 1598.
Ter weerszijden van het wapen was op de fries van de lijst van het bord dit vers geschilderd:
Qua sol occiduus surgit qua lucet Eous.
Op het bord zelf was geschilderd eene koninklijke kroon, waaronder de vier kwartieren van Philips II tusschen het jaartal 1598, als volgt stonden:Artus abest Austro, regia famo volat. | 337 | ||||||||||||||||||||||||
Hieronder stond het volgend opschrift:
Memoriae Sacrum D. Filippo Secundo , invictissimo Hispaniarum Regi Catholico, Divi Caroli V Imp. semper augusti filio unico, Brabantiae Duci inclito, Patriae hujus protectori clementissimo, S. P. Q. Silv., moerore perfusi, pietatis et observantiae gratia, hoc monumentum anno millesimo quingentesimo nonagesimo octavo poni curaverunt.
Het rouwbord van Aartshertog Albert van Oostenrijk hing in het hoogkoor der St. Janskerk boven het hoogaltaar ten Zuiden van het voorschrevene; het zal er op gehangen zijn bij diens uitvaart, welke in die kerk op 12 September 1621 gehouden werd en blijkens Van Heurn Historie II blz. 350 en vlgd. ook zeer luisterrijk moet geweest zijn3.Volgens Van Heurn Beschrijving bestond dit rouwbord uit een paneel, dat omgeven was door eene lijst, waarboven zich bevond het wapen van den Aartshertog, ook omhangen met de ridderorde van het Gulden Vlies en op de fries waarvan met gulden letteren geschilderd was:
Alberto Austriaco Patri Patriae
Op het paneel zelf was geschilderd de hertogelijke muts, zooals Van Heurn de hertogskroon blijkbaar noemde, met de navolgende kwartieren en jaartal daaronder:
Hieronder stond volgens Van Heurn Beschrijving het volgend opschrift:
Sylva Ducis dicat, consecrat,
| 338 | ||||||||||||||||||||||||
dat echter volgens denzelfden Van Heurn Historie II p. 361 en Dr. C.R. Hermans t. a. p. blz. 756 moet geweest zijn:
DICat ConseCrat SILVa DVCIs,
en met eerstgemeld opschrift, dat volgens denzelfde aldus geschilderd zoude zijn geweest:
ALberto AVstrIaCo PatrI PatrIae
één chronicon vormde.Deze beide rouwborden hingen ten tijde van Van Heurn nog in het hoogkoor der St. Janskerk, als het ware als een bewijs van de grootmoedigheid onzer Protestantsche voorouders jegens hunne grootste godsdienstige en politieke tegenstanders. Doch wat de Protestanten eerbiedigden ten aanzien van Spaansche vorsten, met wie zij tachtig jaren lang een strijd op leven en dood hadden moeten voeren, werd niet meer geëerbiedigd door hen, die in het jaar 1795 beweerden op te komen voor de vrijheid, gelijkheid en broederschap, want zij gaven toen voormelde rouwborden met de overige rouw- en wapenborden, welke destijds zich in de St. Jan bevonden, op de Paradeplaats van Den Bosch aan de vlammen prijs. Maximiliaan van Oostenrijk deed in 1481 in gezegde kerk het 14e algemeen Kapittel van de Ridders van het Gulden Vlies houden. Dit feit werd vereeuwigd door het volgend vers, dat, waarschijnlijk op een houten bord, aan de Noordzijde van het hoogkoor dier kerk werd aangebracht en er bij het leven van Van Heurn nog te lezen stond4:
In 't jaar duisent vier hondert tachtentich een.
Als die sonne acht daeghen in den Mey scheen Wert 't Capittel van den Heeren gecelebreert, Van den Oirden des Gulden Vlies vermeert. Door den Doorluchtigen Vorst Maximiliaan bekant. Hertoge van Oistenrijck en Brabant. Oock wert daer memorie gehouden statelijck Voir den Heeren die voorleden waeren uyter tijdt. Des Sondaechs daernae volgende was in deser kercken In presentien der Hertoge en Hertoginne te mercken | 339 | ||||||||||||||||||||||||
Hoe dat die jonge Hertog Philips Heer van Charlois
De gedachtenis aan voorzegde Kapittelvergadering werd bovendien levendig gehouden doordat boven de banken der Kanoniken in het hoogkoor der St. Janskerk gehangen werden de wapenborden van de toenmalige ridders van het Gulden Vlies, van wie de meesten hunner aan die vergadering hadden deelgenomen; zij waren blijkens S.J. van den Velde gezegd Honselaer Oudheden en Gestichten van de Bisschoppelijke Stadt en Meyerye van 's-Hertogenbosch blz. 15 de volgende:In sijn drie jaer gaende der landen hoop en troist Is geslagen Ridder van den Heere van Ravesteyn Ende oock ontfinc op 't Choor 't gulden Vlies gemeyn. Den weleken Godt gesparen wil ende gunnen mede Sijn landt in rust te brenghen hiernamaels in vrede.
Ferdinand, Koning van Castilie en Arragon.
Ferdinand, Koning van Napels en Sicilie. Jan, Koning van Arragon en Navarre. Eduard, Koning van Engeland en Ierland. Jacob van Savoye, graaf van Romont, enz. Philips van Savoye, graaf van Beaugey, enz. Jan, Hertog van Kleef en Graaf van Marck. Adolph van Kleef, Heer van Ravestein. Philips van Croy, graaf van Chimay. Antonius van Croy, graaf van Porceau (in 1481 reeds overleden). Jan van Melun, heer van Antoing. Engelbert van Nassau, heer van Vianden en Breda. Adolf, Hertog van Gelder (in 1481 reeds overleden) Philips van Luxemburg, graaf van St. Pol, Vrijheer van Liniac, Brienne en Enghien. Jacob van Luxemburg, heer van Fiennes. Jan van Rubempré, vrijheer van Bièvres (in 1481 reeds overleden) Antonius van Bourgondië, vrijheer van Beveren. Jan van Lannoy, vrijheer van Molembaix (in 1481 reeds overleden). Willem, heer van Egmond. Joost van Lalaing, vrijheer van Montigny. Lodewijk van Brugge, graaf van Winchester, vrijheer van Gruuthuuse. Wolphart van Borssele, graaf van Granpré, heer van Veere. | 340 | ||||||||||||||||||||||||
Bertremi, heer van Lichtestein.
Deze wapenborden werden blijkens S.J. van den Velde t. a. p. blz. 15 in het jaar 1702 gedeeltelijk vernieuwd, waaraan zal moeten worden toegeschreven, dat de beide wapenborden, welke thans in het bezit zijn van Jhr. Mr. A. de la Court, van jonger constructie zijn dan de beide andere, die zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam bevinden.In 1481 werden voorts in het hoogkoor der St. Janskerk, boven de plaats, welke na te noemen ridders de 14e algemeene kapittelvergadering hadden moeten innemen, aangeslagen de vonnissen, waarbij de navolgende ridders van het Gulden Vlies uit deszelfs registers waren geschrapt, omdat zij de partij van den Koning van Frankrijk tegen die van Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk gekozen hadden; zij waren:
Jean de Damas, heer van Clessy;
Deze vonnissen waren tijdens het leven van Van Heurn ook nog in gezegd koor te lezen5.Jacques de Luxembourg, heer van Richebourg; Philippe de Crèvecoeur, heer van Esquerdes; Philippe Pot, heer van la Roche Nolay en Jean de Neufchâtel, heer van Montaigu. Verder werd nog in 1481 het wapen van genoemden Philippe de Crèvecoeur ten onderste boven boven eene der kerkdeuren van de St. Jan als dat van eenen verrader gehangen6. Al deze herinneringen aan de 14e algemeene kapittelvergadering van het Gulden Vlies werden ook in 1795 door de Republikeinen weggevaagd, doordien zij ze toen eveneens uit de St. Jan wegvoerden en op de Paradeplaats aan de vlammen prijsgaven; hiervan bleven echter gespaard de wapenborden der navolgende ridders van het Gulden Vlies, doordien een of andere belangstellende ze van den brandstapel redde. Zij waren blijkens de daaronder staande opschriften die van:
Très haut et très puissant Edouard, IVe du nom, roi d'Angleterre;
Jehan de Melun, seigneur Danthoin; Phelippe de Croy, comte de Chimay, visconte de Hing, baron de Labore en Jacques de Luxembourg, seigneur de Fiennes. | 341 | ||||||||||||||||||||||||
De borden, waarop staan de wapens van Melun en Croy, behooren thans aan jhr. mr. A. de la Court, en die, waarop de beide andere wapens zich bevinden, aan het Rijk toe; de beide borden van elk hunner zijn gevat in één lijst. Behalve op voormelde rouw- en wapenborden bevonden zich vóór het jaar 1629 ook nog wapens op enkele glasramen der St. Jan, o.a. op het raam van het zuider dwarspand, dat den Noordbrabantschen kardinaal Willem van Enckevoirt voorstelde en waarvan eene afteekening berust in een der topographische atlassen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant en op het raam van het noordelijk dwarspand, hetwelk vele wapens der familie Van der Stegen met het jaartal 1587 er onder, bevatte; deze beide ramen zijn uit de St. Jan verdwenen in de jaren 1769 of 707 evenals dat, hetwelk door eenen Jan van Kelst aan die kerk was gegeven tot boetedoening voor eenen door hem gepleegden doodslag; volgens Van Heurn Beschrijving zou dit raam gestaan hebben aan de Zuid-zijde van het hoogkoor ten O. van het kruis der kerk. Waarschijnlijk zullen zich op de drieluiken, welke vóór het jaar 1629 in de St. Jan aanwezig waren, ook wel wapens bevonden hebben. Bekend is het in elk geval gebleven, dat boven het altaar van de H. Maagd en de H.H. Cosmas en Damianus, dat onder het voormalig oxaal dier kerk, ten Zuiden van de deur van haar hoogkoor stond, o.a. de wapens der families Spijkers en van Osch zich bevonden. Onder de fresco's der vroegere Vischkoopers, thans St. Annakapel bevonden zich wellicht ook wapens; bij de restauratie van die fresco's, welke eenige jaren geleden plaats vond, heeft men daaronder wapens geschilderd, welke die van de familie Dicbier en van Vladeracken moeten voorstellen; die van Dicbier zijn echter geheel verkeerd en die van Van Vladeracken heraldisch geheel onjuist uitgevoerd. Ziedaar nu wat tot dusver bekend is gebleven van de wapens, die zich vóór het jaar 1629 boven den beganen grond in de Bossche St. Janskerk bevonden. Toen in dat jaar de vesting Den Bosch aan de Staatschen was overgegaan werd hare St. Janskerk door de | 342 | ||||||||||||||||||||||||
Hervormden in bezit genomen en zijn toen daaruit bijna al de kerkmeubelen verwijderd, welke speciaal voor den Katholieken eeredienst moesten dienen; hare muren en pilaren werden daardoor grootendeels kaal en boden dientengevolge alle mogelijke ruimte aan om daaraan wapen- en rouwborden te hangen. Het zal echter wel nier zoozeer geweest zijn om de St. Jan op te sieren als wel om aan de menschelijke ijdelheid te voldoen, dat nà 1629 zij, die hunne dooden in de St. Janskerk ter aarde deden bestellen, boven derzelver graven rouwborden met hunne wapens deden hangen, meestel met hunne kwartieren er naast. Dit nam allengs zoo toe, dat toen, zooals J. Hezenmans t. a. p. blz. 100 ons verhaalt, de teekenaar Everts in het laatst der 18e eeuw eene pentekening van de St. Jan wilde maken, hij verplicht was van te voren de wapen- en rouwborden daaruit te doen wegnemen, omdat hij anders de lijnen der kerk niet naar behooren kon weergeven. Het Hervormd Kerkbestuur der St. Jan zal het hangen van rouw- en wapenborden in die kerk ook wel in de hand gewerkt hebben, omdat het voor haar eene aardige bron van inkomsten was. Immers bij de Ordonnantie van de stad Den Bosch van 30 October 1635 OVER DE COSTEN VAN DE GRAFFSTEDEN, LUYEN VAN DE CLOCKEN, BAERCLEEDEREN enz., was in art. 23 reeds bepaald:
Ende soo yemandt met den wapen begraven wierde ende tselve in de kercke mede begeerde te laeten hangen ende geen eygen grafplaets hadde, sal voor de plaetse, daer het wapen gehangen wordt, aen de kercke gehouden sijn te betaelen sess guldens, ende die een eygen grafplaets heeft zal mede betaelen voor het hangen van het eerste wapen sess guldens ende, meer wapenen gehangen werdende, sal van ieder wapen aen de kercke betaelt worden vier guldens. In de Ordonnantie van de stad Den Bosch van 6 Juni 1684 op de kosten van begrafenissen werd voorschreven recht bij art. 12 van fl 6 verhoogd tot fl 12. De Regeering van die stad verhoogde dat recht andermaal bij haar Reglement op de begraafenissen van 9 November 1774, daar zij daarbij toch onder art. 42 bepaalde: Voor het ophangen van een Wapenschild in een der | 343 | ||||||||||||||||||||||||
Kerken zal moeten betaald worden agt en veertig guldens: waarvoor hetzelfde wegens de Kerken opgehangen zal worden, mits dat het Wapenschild door die van het sterfhuis vry in de Kerk en daar by de nodige ketenen, bouten, krammen, yzere staven en wat er verder toebehoord, geleverd worden. Verder werd omtrent de wapen- en rouwborden bij dat Reglement nog bepaald: | 344 | ||||||||||||||||||||||||
voor of achter het Lijk laat dragen8, zal daar voor aan de Kerken moeten betalen vijftien guldens, het zy hetzefde Wapenschild naderhand in de Kerken opgehangen wordt of niet. Uit laatst gemelde bepalingen zal men reeds hebben gezien, dat in 1744 niet alleen in de St. Janskerk maar ook in andere kerken van Den Bosch reeds vele rouw- en wapenborden hingen. Blijkens J.Th. de Raadt Verzameling van grafschriften en wapens in verschillende Noordbrabantsche kerken bezat de graaf Georges de Looz-Corswarem een handschrift uit de 18e eeuw, dat eene zeer merkwaardige verzameling grafschriften uit 's Hertogenbosch bevatte en waarin alzoo ook wel zullen zijn vermeld de rouw- en andere wapenborden, die zich toen in de Bossche kerken bevonden; dat handschrift werd tot nu toe niet uitgegeven en daardoor is de inhoud daarvan aan mij niet bekend. Gelukkig heeft mr. J.H. van Heurn in zijne gezegde Beschrijving ook vermeld de rouwborden met kwartieren, welke te zijnen tijde zich in de St. Janskerk bevonden; alleen vermeldde hij niet die, waarvan hij de namen niet kende; die, welke zonder kwartieren waren, alsmede die, welke dezelfde waren als de door hem reeds beschrevene; dezen zullen wel de minst talrijke zijn geweest en zoo zijn dan de meeste van die rouwborden bekend gebleven. Zij zijn, behalve de reeds opgegevene, de volgende, waarbij ik de namen der wapens en de spelling de families, waaraan zij behoorden, mededeel, zooals Van Heurn die gaf, zoodat, als hij zich vergiste, dat voor zijn rekening is. ... | 345 | ||||||||||||||||||||||||
Het hoogkoor moet ten zijnen tijde wel overladen zijn geweest met wapenborden, daar toch, behalve de rouwborden der overledenen, daarin, zooals wij reeds zagen, ook nog hingen de wapenborden van de ridders van het Gulden Vlies en de rouwborden van Philips II en Aartshertog Albert, doch aan het uiterlijk van dit prachtig gebouwde koor zal zulks wel geen afbreuk gedaan hebben, vermits het door al die veelkleurige wapenborden, waaronder zeker vele goed uitgevoerde waren, een verassend schoonen aanblik moet opgeleverd hebben, zooals thans nog met menige kerk in Engeland het geval is. De Protestanten konden dan ook, toen zij uit dat koor de versierselen van den Katholieken godsdienst grootendeels verwijderd hadden, het niet beter opluisteren dan door daarin de wapenborden van aanzienlijke dooden te laten hangen. ... | 358 | ||||||||||||||||||||||||
Van Heurn vermeldt niet, dat er in de kapel, die hij de Vischkooperskapel noemde en thans de St. Annakapel heet, wapenborden hingen. ... | 366 | ||||||||||||||||||||||||
Lieten de Bossche Revolutionairen van 1795 de grafzerken der St. Jan ongemoeid, zij koelden daarentegen op den 7 Januari van dat jaar hunne haat aan alles, wat aan het oude regime herinnerde door in die kerk de wapens van het monument van Van Balen af te kappen en door uit die kerk de wapen- en rouwborden, voor zooverre die niet door familieleden of door andere belangstellenden tot zich genomen waren, naar de Paradeplaats te slepen, ze aldaar stuk te slaan en vervolgens te verbranden, terwijl de militaire kapel Ça ira speelde. Die plechtige verbranding moest verbeelden de vernietiging van de oude orde van zaken! Vrolijk dansten daarbij de opgewonde Bossche Revolutionairen rondom de vlammen, die opstegen uit de wapen- en rouwborden, welke ter eeuwig- | 372 | ||||||||||||||||||||||||
durende herinnering aan de voornaamste ingezetenen hunner stad of aan gedenkwaardige gebeurtenissen in hunne grijze kathedraal waren opgehangen. En terwijl zij op die wijze hunnen afkeer bot vierden aan alles wat aan eene vroegere orde van zaken herinnerde, trok intusschen een stoet van nieuw aangestelde ambtenaren met eene ontelbare schare van nieuwsgierigen de alsnu van 's werelds roem en menschelijke ijdelheid gezuiverde St. Jan binnen, waarna de burger Pieter Vreede van den preekstoel aldaar voor die van vrijheid, gelijkheid en broederschap blakende menigte eene ontboezeming hield over de nieuwe orde van zaken, welke thans voor Den Bosch was aangebroken. Orgel- en militairemuziek deden zich daarna in de kerk hooren; vaderlandsche aria's werden er door de opgewonden menigte aangeheven; de Marseillaise en het Dansons la Carmagnole weergalmden tegelijkertijd door de gewelven van dit oude heiligdom en zoo werd in Den Bosch het nieuwe regime ingewijd op hetzelfde oogenblik, dat op de Paradeplaats nog rookten de overblijfsels der kenteekenen van het oude regime, dat van nu af aan voor goed in Den Bosch had opgehouden te bestaan.9 | 373 |
Noten | |
1. | Van Heurn Historie II, 226. |
2. | Dr. C.R. Hermans Kronijken, 665; Handel. van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant 1903-10, 239 en vlg. |
3. | Idem Dr. C.R. Hermans Kronijken, 732 en vlgd. |
4. | Van Heurn Historie I, 381. |
5. | Van Heurn Historie I, 380. |
6. | Van Heurn Historie I, 381. |
7. | J. Hezenmans de St. Janskerk, 117. |
8. | Uit het besluit van de Magistraat van Den Bosch van 14 Januari 1698, luidende: ENDE DAT DIEGEENE, WELCK WAEPENS VOOR DE HUYSINGE VAN DE OVERLEDENE COMEN TE HANGEN, FL 12 AEN DE KERCK ZULLEN HEBBEN TE BETAELEN, valt op te maken, dat het in art. 45 bedoeld wapenschild, (het rouwbord) voor het sterfhuis hing, zoolang als het lijk er boven aarde stond. |
9. | J. Hezenmans 's-Hertogenbosch van 1629 tot 1798, 470-471. |
Op de tentoonstelling 'In Buscoducis' zijn drie wapenborden van ridders van het Gulden Vlies te bewonderen. Met nog een bord in het Rijksmuseum zijn zij de enige overgebleven borden, die tot de Franse tijd in de St. Jan gehangen hebben, als een blijvende herinnering aan het 14e kapittel van de orde van het Gulden Vlies, dat in mei 1481 in 's-Hertogenbosch gehouden werd. Was de Orde van het Gulden Vlies onder de Bourgondische hertogen Philips de Goede en Karel de Stoute een van de belangrijkste ridderorden, na de dood van Karel de Stoute was er toch wel wat veranderd. Maximiliaan van Oostenrijk had er hard voor moeten strijden om althans een gedeelte van de Bourgondische erfenis van zijn vrouw Maria van Bourgondië veilig te stellen. Bourgondië zelf was voorgoed aan Frankrijk gekomen.
Na de dood van Karel de Stoute hadden ook verschillenden van de ridders van het Gulden Vlies de zijde gekozen van de Franse koning Lodewijk XI. Maximiliaan zou, als grootmeester van de Orde, orde op zaken stellen wat deze overlopers betrof. Dat zou in 's-Hertogenbosch gebeuren.
Maximiliaan was op 1 mei 1481 in de stad aangekomen en had zijn intrek genomen in het klooster van de Predikheren. Helaas waren pas vijf ridders aanwezig, zodat de opening van de vergadering uitgesteld werd tot 6 mei. Toen was er slechts een ridder bijgekomen. Tijdens het Kapittel zelf zou daar nog Lodewijk van Brugge, heer van Gruuthuse, bijkomen. Dat ontsloeg hem echter niet van de boete die hem was opgelegd, wegens het zonder geldige reden afwezig zijn. Behalve een boete van 100 schilden te schenken aan enkele religieuze instellingen, moest hij zijn mederidders onthalen op een souper.
Op 8 mei wijdde het kapittel zijn aandacht aan de zes ridders, die de Orde de rug hadden toegekeerd. Van de vier die uiteindelijk uit de Orde werden gestoten trof Philippe de Crèvecoeur de zwaartste straf. Hij had niet slechts de Orde verlaten, maar ook de wapens opgenomen tegen Maximiliaan als aanvoerder van het Franse leger. In de Slag bij Guinegate op 7 augustus 1479. Niet alleen werd hem het ereteken van de Orde ontnomen maar zijn wapen moest ondersteboven opgehangen worden in het portaal van de Sint-Jan, en daar eeuwig blijven hangen als teken van grote schande.
De Orde kreeg ook nieuwe ridders, ter vervanging van de uitgestotenen en omdat er ridders overleden waren. Een bijzondere plechtigheid vond in de Sint-Jan plaats op 25 mei. Toen werd de nog geen drie jaar oudere zoon van Maximiliaan en Maria, de latere Filips de Schone, tot ridder geslagen en in de Orde opgenomen. Zijn moeder, Maria van Bourgondië, was bij deze plechtigheid eveneens aanwezig. De ridderslag werd hem toegediend door Adolf van Ravestein. In een kroniek wordt over deze plechtigheid gezegd: „Ende doen hi hem den riddeslach gaf daer hi knielde, track dye jonghe Philippus... een mesken uuter scheyden, di hi aen hadde, ende wilde mijn heer van Ravesteyn weder slaen. Doen wert hertoge Maximiliaan ende vrou Marie seer lachende ende alle die heren dier bi waren.”
Ondanks de geringe opkomst van de ridders hebben de Bosschenaren zich toch kunnen vergapen aan het weelderige schouwspel van de vliesridders en hun uitgebreide gevolg.
|
1917 |
J.C.P.W.A. SteenkampWapenbordenNavorscher 66 (1917) 255-256 |
|
1926 |
H.J.M. EbelingDe strijd om het behoud der wapenborden in de St. Janskerk te 's-HertogenboschHistorisch Tijdschrift 5 (1926) 1-15 |
|
1928 |
H.J.M. EbelingIets over de rouw- en wapenborden in de Sint Janskerk te 's HertogenboschTaxandria 35 (1928) 274-277 |
|
1980 |
RedactieNieuw kunstwerk van beeldhouwer Jac. de Bresser. Wapen van mgr. J. Bluyssen krijgt ereplaats in St. Jan.Brabants Dagblad woensdag 15 oktober 1980 (foto) |
|
1990 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Omgekeerd WapenbordBrabants Dagblad donderdag 8 februari 1990 |
|
1998 |
Jacqueline LandsmeerWapen bisschop herinnert aan boerenafkomstBrabants Dagblad zaterdag 22 augustus 1998 (foto) |
|
2011 |
Nik de VriesWapenbordenKringNieuws 3 (2011) 18-19 |
H.J.M. Ebeling, 'Iets over de rouw- en wapenborden in de Sint Janskerk te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1928) 274-277
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 157-178
A. van Sasse van Ysselt, 'Rouw- of wapenborden en grafmonumenten in de St. Janskerk te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1903) 57-65, 101-109, 168-175, 195-202, 241-247, 263-267, 305-317
Aug. Sassen, 'Wapenborden in 1798 te 's-Hertogenbosch verkocht' in: Taxandria (1914) 16